Onder dit item hebben we de verschillende soorten ‘vergeten’ groente neergezet. Klik op de naam van de vergeten groente voor meer informatie.
De Amarant is behalve een mooi bloeiende plant, ook heel voedzaam.
Het bevat vele belangrijke voedingsstoffen, en een aantal specifieke gezonde stoffen die in de meeste andere planten veel minder voorkomen, zoals het onschatbare ‘Spinoside’, dat verwant is aan Apigenine.
In Afrika en China wordt Amarant ook gebruikt als medicijn tegen een groot aantal kwalen.
De voedingsdeskundigen die spruitjes en broccoli op plaats 1 zetten, zijn zich waarschijnlijk nooit van Amarant bewust geweest.
Het is – naast algen – het ‘voedsel van de toekomst’, omdat het zelfs in zeer droge omstandigheden uitbundig groeit, en zeer geschikt lijkt om de alsmaar groeiende wereldbevolking te blijven voeden.
Er bestaan een groot aantal soorten (ongeveer 70), de meeste eetbaar – al zijn ze lang niet allemaal even lekker.
Veel landen in Afrika, Midden-Amerika en Azië kennen al millennia lang een culinaire traditie van Amarant.
De hele plant kan gegeten worden: bladen, wortels, zaden en bloemen.
De bladeren kunnen het best vergeleken worden met smaakvolle spinazie. Ze bevatten wel meer calcium, ijzer en fosfor dan ‘gewone’ spinazie.
In China heet de groente ‘Hinn Choy’ (Yin Tsoi), in Nederland bekend als Chinese of wilde spinazie. Andere benamingen zijn Telugu, Tampala, Callaloo, Quelite (Zuid-Amerika), Bayam (Maleisië), Kulitis, Thetakura Pappu (India), Lenga (Kongo), Mchicha (Oost-Afrika) en EfoTete (West-Afrika).
Amarant produceert heel veel zaden, de zaadkolven kunnen wel een kilo zwaar zijn. Van die zaden kan een voedzame (rijstachtige) maaltijd gemaakt worden, of er kunnen een soort koeken en snacks van gebakken worden.
Met name in Zuid Amerika worden Amarant zaden hiervoor gebruikt. In Mexico wordt er een soort popcorn van gemaakt.
Amarantzaden zijn veel gezonder dan andere ‘graanachtigen’. Ze hebben een hoog gehalte aan het essentiële vetzuur Lysine, dat in granen nauwelijks voorkomt. Er zit 5 maal zo veel ijzer in dan in tarwe, en het bevat 3 maal zo veel vezels.
Ook kennen ze niet de nadelen van granen, zoals beschreven bij Brood.
Deze zaden zijn zeer olierijk, en uitstekend geschikt om een gezonde olie van te maken, die aangetoond heeft de vetstofwisseling en glucosehuishouding positief te beïnvloeden, en de bloeddruk te verlagen.
De wortels kunnen ook goed gegeten worden, al gebeurt dat veel minder (het meeste in Afrika). Ook de wortels groeien uitbundig. Het wortelstelsel van een Amarantplant kan zich over 2 vierkante meter uitstrekken.
Vergeleken met ‘onze’ wortels bevatten Amarantwortels meer belangrijke voedingsstoffen, en kan de voedingswaarde vergeleken worden met die van melk.
De bloemen worden gebruikt om hun rode kleurstof – om kleur te geven aan eten en drinken, vergelijkbaar met Saffraan (en als kleurstof bij lichaamsverzorging, vergelijkbaar met Henna).
Ook worden ze medicinaal gebruikt tegen hoofdpijn en koorts.
Een chemische variant ervan (E123) wordt gebruikt als kleurstof in voedingsmiddelen, maar die heeft niet de gezonde kwaliteiten van de natuurlijke.
Kortom: Amarant krijgt veel te weinig aandacht, en het wordt hoogste tijd om dit te veranderen.
De tuinmelde (Atriplex hortensis) wordt ook wel “rode spinazie” genoemd. Deze eenjarige plant wordt als bladgroente gekweekt en heeft een zoute, spinazieachtige smaak.
De plant kan 1-2 m hoog worden en de bladeren worden als spinazie gekookt of in salades verwerkt.
De kardoen (Cynara cardunculus) is een distel die verwant is aan de artisjok (Cynara scolymus). De kardoen is afkomstig uit het Middellandse Zeegebied. De plant werd al vanaf de vierde eeuw v.Chr. door de Romeinen en de Grieken gegeten. In Zuid-Europa wordt de plant vandaag de dag nog steeds veel gegeten. De kardoen is in veel landen verwilderd en vormt dan een lastig onkruid. Hij komt verwilderd voor op de Argentijnse pampa’s, in Californië en Australië, waar hij door zijn aanpassing aan het droge klimaat goed gedijt.
Gebruik
Van de kardoen worden de bloemknoppen en vooral de vezelige bladstelen en middennerf gegeten. De beste bereidingswijze is blancheren, omdat dan veel van de smaak behouden blijft. Hij smaakt bitter en ook een beetje zoet; de smaak doet denken aan die van de artisjok. Vroeg geoogste planten zijn zoeter dan later geoogste planten, die bitterder smaken. Een deel van de plant kan ook gebruikt worden als stremsel voor vegetarische kazen.De kardoen kan in België en Nederland vanaf april onder glas worden gezaaid en vanaf mei in de volle grond. De bladsteel wordt een paar weken voor de oogst omwikkeld met zwarte folie om hem te bleken. De bloemen kunnen als snijbloem in een vaas worden gezet.
Pastinaca sativa, pinksternakel of witte wortel is een plant uit de schermbloemenfamilie, Apiaceae. Het is een circa 20 cm lang wortelgewas met een zoete anijsachtige smaak en een crème-witte kleur. Door de lengte van de penwortel is de groente niet geschikt voor teelt op kleigronden. De pastinaak wordt doorgaans in de tweede helft van april gezaaid. Bij vroeger zaaien gaat de plant al in het eerste jaar bloeien. Hoewel de pastinaak al in de zomer kan worden geoogst wordt hij meestal gezien als wintergroente. Vaak wacht men met rooien tot er een koude periode is geweest, dit zou de smaak ten goede komen. Oogsten is de hele winter door mogelijk omdat de wortel in de grond niet dood vriest.
De pastinaak komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied. De plant was al bekend bij de Oude Grieken en de Romeinen. De plant was oorspronkelijk zo groot als een gewone wortel (peen). Bij hun trek naar het noorden namen de Romeinse soldaten de pastinaak mee. Daar bleek dat de pastinaak in koudere gebieden veel groter werd. De pastinaak kwam in de Middeleeuwen naar West-Europa en was vóór de introductie van de aardappel een belangrijk volksvoedsel. In Groot-Brittannië en Ierland is de “witte wortel” populair gebleven. In de Verenigde Staten aten de immigranten aanvankelijk ook pastinaak, meegebracht door de Engelsen. Net als elders is ook daar de pastinaak vervangen door de aardappel. Amerikanen zien de pastinaak hoofdzakelijk als hardnekkigonkruid.
Gebruik
Net als de winterwortel kan pastinaak zowel rauw als gekookt of gestoofd worden gegeten. De pastinaak kan ook gebakken worden of tot stamppot verwerkt. Gefrituurde pastinaak lijkt op aardappelchips. De pastinaak wordt onder andere gebruikt als ingrediënt van hutspot en maakte deel uit van de hutspot zoals die bij het Leidens ontzet van 1574 werd gegeten. De pastinaak wordt ook vaak als smaakverfijner gebruikt in soep.
100 gram verse pastinaak bevat:
Energetische waarde333 kJ/80 kcal
Koolhydraten15 gram
Eiwit1,3 gram
Vet0,4 gram
Vitamine C18 mg
Vitamine B10,08 mg
Vitamine B20,08 mg
Caroteen0,02 mg
Calcium51 mg
IJzer0,6 mg
De pastinaak komt ook in het wild voor en bloeit als tweejarige plant van juli tot september met een 60-90 cm lange stengel in een geelachtig scherm. De 4-8 mm lange en 3-6 mm brede, strogele tot lichtbruine vrucht is een dubbele dopvrucht. De wilde pastinaak komt in België en Nederland voor in bermen, uiterwaarden, op dijken en ook op open plekken in de duinen. Hij kan gevonden worden op plekken waar brandnetels groeien.
Palmkool (Brassica oleracea var. palmifolia) is een tweejarig, niet winterhard, eeuwenoud bladgewas dat op alle grondsoorten geteeld kan worden en een typische wintergroente is. Hij wordt palmkool genoemd omdat de smalle kroezende bladeren als bij een palmboompje van de stengel afgroeien. Deze gelijkenis wordt nog sterker als het blad van onder naar boven geoogst wordt. De plant kan wel tot drie meter hoog worden, wordt vanaf maart gezaaid en kan vanaf de herfst tot in februari geoogst worden.
Palmkool is afkomstig uit Toscane in het Middellandse Zeegebied en wordt vooral in Italië veel gegeten, onder meer als ingrediënt van de minestrone en ribollita. De Italiaanse naam is Cavolo nero (zwarte kool), omdat het blad zeer donker gekleurd is. De donkergroene tot zwartgroene, gebobbelde bladeren zijn 60 – 80 cm lang en 8 – 10 cm breed.
Palmkool bloeit in het tweede jaar van mei tot in augustus met lichtgele bloemen, maar komt in de noordelijke streken van Europa meestal niet tot bloei. De zaden zijn van juli tot september oogstrijp.
De aardpeer, topinamboer, knolzonnebloem of Jeruzalemartisjok (Helianthus tuberosus) is een plantensoort uit het geslacht Helianthus die als vaste plant wordt gekweekt.
De Engelse naam Jerusalem artichoke suggereert ten onrechte een verband met Palestina/Israël en is waarschijnlijk een verbastering van het Italiaanse girasole articiocco (zonnebloemartisjok). Van oorsprong groeit de aardpeer in Noord-Amerika. Hij is voor het eerst beschreven door de Franse ontdekkingsreiziger Samuel de Champlain in 1605, die hem aantrof bij de Huron-indianen. Sindsdien is de knol vooral in Frankrijk zeer populair.
Kweek
Hij wordt zowel in de siertuin als in de groentetuin gekweekt en heeft in het Nederlandse klimaat de neiging zich sterk uit te breiden. De knollen overleven overigens een meermaals afmaaien niet. Er zijn diverse rassen van deze plant, die onder andere in hoogte kunnen verschillen van ongeveer 1,5 m tot 3,5 m.
Zoals de naam aardpeer al doet vermoeden worden de ondergrondse delen (wortelknollen) gebruikt. Deze wortels bevattenfructanen, biotine, calcium, ijzer, natrium en inuline, die niet alleen mensen met diabetes mellitus ten goede komt. Ook is bekend dat de wortels geen nitraten opslaan.
In Noordwest-Europa zal deze plant alleen in heel mooie zomers getooid worden met gele bloemen. Een hoekje van 2 m² kan in een jaar 10 kg eetbare knollen opbrengen. Oogsten van de knollen kan gebeuren na de eerste nachtvorst en kan vervolgens gedurende de gehele winter.
Gebruik
De knol heeft geen schil en kan rauw, bijvoorbeeld als salade, gegeten worden. De smaak van de knol is lichtelijk zoet, notig en heeft iets van een artisjok. De witte of roze knollen verkleuren aan de lucht snel naar bruin. Gekookt lijkt hij op melig kokende aardappels, maar smaakt minder intensief.
Het hoge gehalte aan drievoudige suikers die in de menselijke darm niet kunnen worden opgenomen, stimuleert daar de afbraak door bacteriën. Het eten van aardpeer kan daarom leiden tot winderigheid. Eenmaal uit de grond drogen de knollen snel uit en zijn daardoor in de koelkast hoogstens enkele dagen houdbaar.